Toon Musiał
Speech ter gelegenheid van de boekvoorstelling in café Den Beer op 14 maart 2011.Toon MusiaÅ‚. Een beer van een kerel, maar dat hoef ik u niet vertellen.
Ik ken de man 27 jaar. 27 jaar vriendschap. Dat is niet niks. Een vriendschap die ontstond op het voetbalveld, ik als toen nog dartele, spichtige spits, hij als rots in de branding in de verdediging. Musial spreek je ‘Muschauw’ uit, maar dat is wat tegenstrijdig. Toon was niet voor de show, hij was meer de harde, correcte, betrouwbare Eric Gerets in onze defensie. Over ‘tegenstrijdigheid’ trouwens later meer.
Een vriendschap die vooral ontstond naast het voetbalveld, meer bepaald aan de toog en uren later bij de zatte Chinees. Of de Chinees dronken was of wijzelf, dat weet ik niet meer zo precies. Niet alleen ontpopte Toon zich als voorzanger aan de toog, maar vooral als trouwe vriend, als luisterend oor voor mijn gefluisterd liefdesverdriet, en als wijze vriend in levensbelangrijke en levensbeschouwelijke zaken.
We trokken naar Berlijn, kort na het vallen van de muur en kamden daarna Polen uit, Toons tweede vaderland. We bezochten zijn familie, lukraak uitgezwermd in verschillende uithoeken van dit overigens mooie land… denk ik. Ik moet u het reisverslag verder schuldig blijven wegens enorme vodkagaten in mijn memorie. Rare jongens, die Polen. Gastvrij wel. Gul en genereus en net niet intraveneus. Het bezoek aan Auschwitz staat me wel nog voor ogen, alsof het gisteren was. De gruwel is met geen woorden te beschrijven en dat probeerden we dan ook niet. We hebben voor de rest van de dag geen woord meer gezegd.
Een bijzonder vriendschap dus.We vonden elkaar in het voetbal, Champions League-ers avant-la-lettre, maar ook mauve-witte, Kielse ratten. Samen naar Waregem-Beerschot enzo. Weg van de beer…schot…wij… En dus gered, sinds zaterdag.
Maar we vonden elkaar vooral in de gemeenschappelijke liefde voor muzieken allerlei en de goddelijke muze van de literatuur. We dronken Herman Hesse. We probeerden de wijsheid van Siddharta toe te passen in ons eigen leven, we gedroegen ons als Narciss en Goldmund. En Demian dook later op.
‘Tegenstrijdig’ zei ik. Toon gedroeg en gedraagt zich nog steeds als een controversieel, tegen de stroom invarende einzelgänger. Vóór de - liefst anderstalige, anderskleurige - leerlingen, tegen het schoolse establishment. Vóór de regen, tegen de zon. Verstokte roker voor een half jaar, nicotineonthouder voor de andere helft. Hoewel, dit laatste niet meer zo rigide, ook dat is Toon. Wegloper van massabijeenkomsten, maar gedreven coach die zijn spelers een club- en groepsgevoel kon geven na zijn eigen actieve voetbalcarrière. Notoire drinker in schrijfloze tijden, geïnspireerd schrijver in alcoholloze periodes… of moet ik zeggen… uren. En dus… zoals het een weerspannig, weerbarstig man betaamt, schrijft Toon Musial een boek en hij weet hoe dat moet.
‘Paying Otto a friendly visit.’, uit 2007, werd een bom van een verhaal… in het Engels.
‘Weg van de beer’ kan je als een soort vervolg zien op ‘paying Otto a friendly visit’, maar je hoeft het eerste niet gelezen te hebben om ten volle van boek twee te genieten… in het Nederlands. Boek drie komt naar alle waarschijnlijkheid in het Pools uit, denk ik dan, en boek vier… in het… Turks? Hoe dan ook, de uitgeverij Free Musketeers uit Zoetermeer had oog voor het talent van Toon en toont het boek nu aan de lezer. Fidele gasten, die Hollanders.
Is ‘de Beer’ dan een doorslagje van of inspiratieloze sequel op ‘Paying Otto’ in een andere taal weliswaar? Nee, helemaal niet. Waar Toon Musial in ‘Paying Otto’ erin slaagde een bizarre wereld te creëren, ver weg van soap- en ander banaal realisme, speelt het merendeel van ‘Weg van de beer’ zich af in Antwerpen, herkenbare stad uit de duizenden. Meer nog, Antwerpen is een personage op zich, net zoals het dat was in Willem Elsschots ‘Het Dwaallicht’. De stad ademt mee, spuwt uit en is een levend decor. Toeval of niet, maar net zoals in ‘Het Dwaallicht’ speelt de Zakstraat een fundamentele rol.
Hebben we te maken met en stadsroman pur sang? Zeker niet. Het herkenbare Eilandje, café den Beer, het Hilton hotel en de Groenplaats, het Conscienceplein, Antwerpen centrum zeg maar, worden bevolkt door bizarre, magisch-realistische David Lynchachtige figuren. Meester Houdini, Elvis, Lukasz, Charly, Talerot, Sergei, de Baron zijn geen na te tekenen, éénduidige figuren, maar verwrongen, hermetische wezens, waarbij je je soms afvraagt of sommigen niet louter hersenspinsels zijn van de hoofdfiguur David Kajewski. Mijn lieveling is de dwerg Mischu, die lang voor de even kleine Jimmy in ‘De Ronde’ ongrijpbaar en onbegrijpbaar de bakens uitzet en iedereen – lezer incluis – op het verkeerde been zet. Maar ook de andere personages zijn magistraal aangezet, maar zonder dat ze tot vervelens toe uitgespit of doorgrond worden. Daarin onderscheidt Toon Musial zich overigens van menig romanschrijver. Bij hem is niks afgewerkt of eerstegraads geduid. Van de lezer wordt dezelfde alertheid en een vergelijkbaar kritisch denken verwacht als in thet theater van Brecht of het modernisme van Kafka, Proust en Joyce.
Musials voetbalverleden dient hem in zijn schrijverstalent. ‘Weg van de beer’ is geen voortkabbelend verhaal, maar een boek dat verrast door talloze capriolen, crochets en onverwachte dribbels. Het boek begint in medias res, met de herinnering aan de wrede moord op Kajewski’s moeder en zijn opdracht om vanuit Zielona Gora in Polen een transport te leiden naar Antwerpen. Drie kwart van het boek schetst dan een plot als een nu eens offensieve dan weer defensieve middenvelder, om bij het hoofdstuk ‘de aanslag’ tot een even naadloze als onverhoedse tempoversnelling over te gaan en meesterlijk te scoren.
Het boek speelt zich bovendien af tegen een racistische achtergrond, wat niet vreemd is voor wie de mens Toon Musial kent, anti-racist tot in de kist en vlijmscherp en toch subtiel hekelend. Patrick Janssens heeft baan moeten ruimen voor burgemeester Liebrecht, die een adjudant van Filip Dewinter had kunnen zijn.
Is het boek dan donkerder dan zwart? Nee. Vergeet niet dat Toon voor de helft Pools bloed door zijn aderen heeft stromen en Polen excelleren als geen ander ras in the survival of the fittest, en dat liefst met de nodige humor en een portie cynisme toe. En, tja, een mens wordt ouder en dus milder. Ik meen zelfs een sprankeltje hoop te ontwaren in dit boek. Spring daar voortaan toch wat voorzichtig mee om, hé jongen…
Een boek kan vakkundig en boeiend geschreven zijn, ik blijf toch altijd wat op mijn honger zitten als er niet ook af en toe staat die ik kan koesteren en een paar gedachten waar ik me aan kan laven en die ik meeneem in mijn rugzak. Een kleine greep:
- p.23: Hij wankelde en probeerde zich vast te houden aan zijn eigen schaduw. - P.49: Vertellers waren toch niet benieuwd naar het het verhaal van de luisteraar. Het maakte niet uit wat hij zei. - P.110: Het overkomt ons. We zoeken het niet. - En mijn lieveling, P. 34: Hebben we niet allen iets te verbergen? Een gelukkig mens niet.
De roman begint echter met een gedicht en dat is zo mooi en treffend dat ik het u niet wil onthouden…
En tot slot, op p.50 staat een bijzonder pakkende zin om mijn betoog mee te besluiten: Er werden weer enkele pinten besteld. Nazdrovie! Ik dank u.
Johan De Paepe - ‘PaP 14-03-2011 Nas Mus!
|