Toon Musiał    


De kaarten vertellen.

Ze was 92. Ze had zilvergrijs haar. 's Morgens borstelde ze dat haar, dat tot op haar schouders viel, verschillende malen en bond het met spelden bijeen in een dot. Ik denk, om de kale plekken te verbergen. Daarna stak ze haar tanden in haar mond en bekeek haar getaand gezicht in de spiegel.

Dan pas ging ze naar de eetkamer. En zo werd ze elke morgen wakker om zes uur.

Ze zocht de kaarten in het dressoir en legde een patience. Het was nog te vroeg om te ontbijten, want iedereen sliep, behalve ik.

Soms vertelde ze van vroeger. Haar avonturen. Hoe ze de mannen had verleid, hoe ze eens naakt, ze was toen nog jong, op straat had gestaan, omdat er brand was in het gebouw, en iemand had toen een deken over haar geslagen, hoe ze met de oorlog van de duitsers had gejat en over haar overleden man die meubels maakte en bekleedde en zielsveel van mijn zus hield, alhoewel die een heel pak jonger was.

Maar meestal speelde ze patience. Zonder een woord te zeggen. Altijd die ene kaart op de andere. Rood op zwart. Zwart op rood. Drie kaarten afnemen. Kijken. Leggen. Weer drie kaarten afnemen. Ze won niet zoveel want ze zag niet goed. En haar bril zette ze meestal niet op, alhoewel ze er twee had. Eén om te lezen en één om ver te zien.

Dikwijls kon ze een kaart afleggen die ze niet zag, en als ik er haar op wees, lachte ze vriendelijk. Ach ja, dat had ze niet gezien.

Ze was geregeld bij ons op vakantie. Dan weer voor veertien dagen, dan weer voor een maand. Van moeder mocht ze blijven wonen, maar ze wilde niemand tot last zijn. Thuis kwam er om de twee dagen een sociale helpster, zei ze, en die had het al moeilijk genoeg met haar.

Eén keer hadden ze haar op straat aangerand, haar handtas uit haar handen gerukt. Gevloekt, dat ze toen heeft. Maar de dader was er vandoor. Met vijfhonderd frank nog wel. Sindsdien keek ze wel uit op straat. Ze heeft zo'n spuitbus bij zich. En ' s avonds kwam ze niet meer buiten. En ze draaide de deur van haar kamer tweemaal op slot. | Uren kon ze zo aan tafel blijven zitten. Met haar

! kaarten. En ze speelde altijd voor iets.

:f

Ze deed altijd een wens, en als de kaarten het wilden, kwam die wens uit, vertelde ze me eens. Op een bepaalde dag speelde ze om honderd jaar te worden. Ze wou graag honderd jaar worden. Ik zat samen | met haar aan tafel en ze vertelde het me. Er was im- mers nog zoveel op de wereld ,      ze niet had gezien.

Ze wou uitstel. Om al die steden, al die landen, al die mensen te zien. In Griekenland was ze nog nooit

|

geweest en in Hongarije. Daar wou ze beslist naartoe. Ze schudde wel vijf minuten lang de kaarten. God,

god, ik dacht dat ze erin bleef. En dan begon ze. Elke kaart schoon naast de andere, schoon uitgemeten. Een spektakel op zich. Zeven kaarten naast elkaar. Dan de volgende rij. Ze woog elke kaart af. Alhoewel ze aan de volgorde niets meer kon veranderen. Voor honderd jaar. Als ze zo zou doorgaan, was ze de honderd al voorbij, voor ze dit spel beëindigd had, kwam het in me op.

Het spel wou niet uitkomen. Ze bleef maar voortdoen. Niets tekort. Toen heb ik een kaart anders gelegd, zonder dat ze het zag. Eén kaart maar. En ik zei haar dat ze een kaart had gemist. Ze glimlachte verwonderd en speelde nog eens. Nu zag ze het ook.. Het spel vorderde en vorderde. Uiteindelijk had ze alle kaarten afgelegd. Ze glunderde.

"Het is mooi weer buiten," zei ze, "als we eens gingen wandelen."

Het heeft niet veel geholpen. Ze is op haar 93ste overleden. Een week tevoren zijn we haar in het hospitaal gaan opzoeken. Ik herinner mij nog dat moeder zei, dat haar kennissen al haar meubelen reeds in huis hadden gehaald. Ik verstond het niet goed. Ik wist enkel dat ik vals had gespeeld met de kaarten en dat ze daarom hier in het hospitaal lag. En ik denk dat zij het ook wist. Want ze heeft mijn hand vastgehouden en me een poosje aangekeken en niets gezegd. Na enkele minuten heeft ze me gevraagd of ik al wist wat ik later zou worden. Ik wist het niet.

"Als we de kaarten nog eens legden?" nodigde ze me uit.

Eng - Nld - Pol