Toon Musiał
De Verspringer.Zorgvuldig inspekteerde hij de aanloopbaan. Verwijderde de kleinste oneffenheden: enkele steentjes waarover hij zou kunnen struikelen, glasscherven van limonadeflesjes die argeloze kinderen hadden laten rondslingeren en vier of vijf bosnetels. Dan voerde hij zand aan met een kruiwagen, van enkele honderden meters verder, waar goede bosgrond lag. Hij strooide het uit: twee meter breed. En stampte aan. Ging nog zand halen, strooide uit en stampte aan. Tot hij een volledig vlakke, verende piste had, dertig meter lang. Geen machine had het hem verbeterd. Achteraan legde hij een wit lint, de afstootmeet. Daar moest hij met volle kracht afzetten, springen, zo ver als geen mens ooit was gesprongen, vliegen, vrij als een vogel, enkele sekonden in de lucht hangen, los van de aardbol, terwijl hij zich zo klein mogelijk maakte om zo weinig mogelijk weerstand te ondervinden van de wind en op het laatste zijn benen strekken om nog enkele centimeters te winnen en vooral niet vergeten: voorover vallen, voorover vallen, voorover vallen. Dan begon hij passen te tellen. Het was bijna een routine geworden, zo dikwijls had hij het al gedaan. Links en rechts, vlaggetjes op de hoogte van de plaats waar hij straks de grond zou raken: de ideale raakpunten om ongeremd de meet te bereiken. Dan deed hij een eerste poging, vertraagd, zoals men een film monteert, foto per foto. Hij korrigeerde en probeerde opnieuw. Korrigeerde en probeerde opnieuw, totdat alle vlaggetjes op de exacte plaats stonden, totdat het hele scenario zorgvuldig was doorgenomen en ingestudeerd. Dan bond hij zijn spikes aan. En gooide zijn beenspieren los: legde zich op zijn rug en cirkelde in de lucht alsof hij een hoge berg opfietste. Zette zich terug recht en bekeek de aanloopbaan. Alles was in orde, alles was perfekt. De wind stond goed. Hij deed nog een paar kniebuigingen. En wandelde dan, als een volleerde artiest naar het vertrekpunt. Minutenlang bleef hij onbeweeglijk staan. Hij ademde diep. Ademde diep. Ademde diep. Zijn bovenlichaam boog zich voorover, achterover, voorover en achterover en dan vertrok hij, eerst traag, alsof hij nog aarzelde, maar als je goed keek, las je vastberadenheid en verbetenheid in zijn ogen. En aan de afstootmeet, op volle snelheid gekomen, sprong hij. Een witte vlag ging omhoog. In de krant stond er enkel te lezen dat de bekende verspringer M. in de ravijn was gestort. Van de rest zwegen ze: van de aanloopbaan en van het nieuwe re- kord. Alsook van de glimlach die zijn lippen sierde, want dat hadden ze niet begrepen. |