Toon Musiał
Spook in de Straat.Toen Dennis D. 's morgens wakker werd en zich naar de badkamer begaf, schrok hij zich een bult. Op het tapijt lagen stukken steen en enkele daarvan staken er zelfs dwars doorheen. En daartussen lag er kalk en zand. Hij bleef verbouwereerd naar dat landschap kijken en probeerde te begrijpen. Toen zag hij in een bovenhoek van de kamer een stuk blote muur. Het behangpapier was opengescheurd, wild eraf getrokken, het be- zetsel hing er nog gedeeltelijk aan en enkele bakstenen in de muur waren hevig toegetakeld. Het was alsof er een of ander knaagdier een hoek uit de kamer had willen knabbelen. Hij kon het voorval in elk geval niet verklaren en ruimde het boeltje op, zonder zich er verder nog druk over te maken, 's Anderendaags: van het zelfde laken een broek! Maar nu had het knaagdier in de keuken toegeslagen. Het had zijn tanden in de blauwe tegeltjes van een benedenhoek gezet. Die schenen het niet goed bekomen te zijn, want ze lagen in brokken op de vloer en de vrijgekomen bakstenen vertoonden sporen van scherpe slagtanden. Hem was die nacht nochtans niets speciaals opgevallen. Hij was slechts één keer wakker geworden om te gaan wateren en had voor de rest rustig geslapen. Hij keek door het raam. De straten waren droog. Er had dus zeker geen onweer gewoed. En normaal gezien werd hij daar ook wakker van. Hij toog naar zijn werk en kwam 1 s avonds; terug thuis. Hij kreeg de voordeur slechts met veel geduw open. In de gang lagen er plaveien opgebroken en stukgeslagen tot net voor de deur. Hij dacht dat er iemand een flauwe grap met hem had uitgehaald, maar hij had vorige week nog een nieuw slot laten steken, er kon dus niemand binnen. De slotenmaker die enkele huizen verder woonde, had hem nog zo verzekerd dat dit het veiligste slot was van heel West-Europa. Die nacht had hij een droom. Hij droomde dat er een man langs de buitengevel voor zijn raam naar boven klauterde. Hij wist op dat moment dat hij droomde. En probeerde hardnekkig uit deze nachtmerrie los te komen, uit deze angst wakker te worden. Hij droomde dat hij wakker werd en zag nog steeds die man voor het raam, die door de gordijnen naar binnen gluurde en grijnsde. Dennis D. dacht dat hij wakker was en probeerde uit zijn bed te komen om de indringer op de vlucht te jagen. Hij wilde de lamp grijpen om ermee naar de dief zijn hoofd te smijten. Maar hij lag vast- geankerd op zijn bed, kon niet bewegen. Hij wilde roepen, maar kon slechts met een bangerig "uuh" uit zijn droom komen. Hij zat rechtop in zijn bed en begon lijnen en vormen te onderscheiden. Hij zag het raam voor hem, de gordijnen met de spleet. Maar niemand erachter. Hij luisterde. Maar in het hele huis was er geen geluid te loren. Toen viel hij terug in slaap. De dag daarop hoorde hij de winkelierster met een buurvrouw babbelen. De buurvrouw ging hevig te keer. "Zulke gaten, Irma!" En ze toonde hoe groot. MEn ze worden elke dag nog groter." De winkelierster leefde mee. Bij haar waren er ook gaten in de muren geslagen. "Mijn man zegt dat er een gek rondloopt met hamer en beitel, die overal stukken muur kapot slaagt." Dennis spitste de oren. "En dat ze die zot nog niet te pakken hebben?" "Ge weet hoe dat gaat, he Germaine, de politie is overal, behalve waar dat ge ze nodig hebt." Toen kwam Dennis D. tussenbeide. Hij had hetzelfde voorgehad, begon hij. "U bent niet alleen, meneer," zei de winkelierster, "het schijnt een plaag te zijn. Heel de straat is ervan vergeven." Hij informeerde of het alleen maar deze straat was. "Ik heb het al van vijf of zes mensen gehoord. En allemaal mensen van hier." De winkelier was er inmiddels komen bijstaan. "Volgens mij is het een halve gare. Dat kan ook niet anders. Wie slaagt er nu zomaar de mensen hun huizen kapot?" "We hebben al van alles geprobeerd, meneer," vervolgde de winkelierster, "we hebben al om de beurt gewaakt, mijn man en ik. En dan gebeurt er niks. Tenminste niet bij ons." M,t Is niet gemakkelijk," beaamde de buurvrouw, "en ge kunt niet zeggen langs waar hij binnenkomt." Dennis D. vertelde dat bij hem de deuren en de vensters steeds vergrendeld waren. "Hij loopt door de muren," fluisterde de buurvrouw. "Dat kan toch niet, Germaine," replikeerde de winkelier. "Vertel mij dan eens hoe dan wel?" Daarop bleven ze allen het antwoord schuldig. Niettemin was Dennis D. nu enigszins gerustgesteld, dat het niet alleen bij hem was. Hij was vastbesloten die man met de hamer en de beitel op heterdaad te betrappen. Na het laatste programma op televisie, nam hij een boek en begon te lezen. Heel de nacht bleef hij wakker. Maar er gebeurde niets. Er waren nachten bij dat hij oververmoeid in slaap dommelde. Dan was er gegarandeerd een deur versplinterd, een gat in de muur bij of het plafond naar beneden getrokken. Of als hij terug van zijn werk kwam, waren de plinten losgerukt of de trapleuning afgebroken. De man met de beitel werkte ook overdag. Daar had hij geen kontrole over. Hij ging klagen bij de winkelier. En vragen hoe het bij hem was gesteld. "Meneer, bij ons is dat juist hetzelfde. Nog een paar dagen geduld en we hebben die kerel bij de lurven. U hebt de politie toch niet verwittigd?" Hij had ze nog niet verwittigd, maar hij overwoog het wel ernstig. "Dat helpt niets, meneer, wat kan de politie meer, wat wij niet kunnen?" De winkelier nam hem in vertrouwen: "We hebben een soort buurtmilitie in 't leven geroepen. U zult zien. Het zal niet lang meer duren. U wilt misschien mee een wachtbeurt doen?" Dat sprak vanzelf. Alleen moest hij overdag gaan werken. "Daar zijn andere mensen voor," zei de winkelier begrijpend, "vanavond dan?" Diezelfde nacht wandelde Dennis D. door de straat. Het was killig. Hij zag mensen voor hun haard zitten en daar zou hij nu ook liever zitten. Hij had al een half pakje sigaretten op. De uren gingen traag voorbij. Er was niets verdachts te merken. Om vier uur kwamen de winkelier en de schoenmaker hem aflossen. Dennis D. zei dat alles in orde was. "Die gek durft niet meer," meende de schoenmaker, "we moeten ons verdekt opstellen." Ze wandelden met hem mee tot voor zijn deur en namen afscheid. De deur schuurde moeizaam open. En toen hij het licht aanknipte, stond Dennis D. midden op een bouwwerf. Er bleef niet veel over van muren, ramen, deuren en plafonds. Hij snelde terug de straat op. Achter een lantaarnpaal stonden de winkelier en de schoenmaker een sigaret te roken. Hij vertelde hurt wat er was voorgevallen. "Dat is nu toch wel straf," zuchtte de winkelier, toen hij de verwoestingen zag. "Dat is het werk van een spook," Zei de schoenmaker. Dennis D. vond het nu wel welletjes. Hij ging de politie erbij halen. "Slaap eerst uit, want morgen moet u gaan werken," kalmeerde de winkelier hem. "Wij zullen ze wel in uw plaats verwittigen. Maak u geen zorgen." De schoenlapper klopte hem op de schouder."Morgen wordt het een zware dag, ga nu eerst wat slapen, wij doen de rest wel." Dennis D. ging slapen. Veel meer kon er niet gebeuren. Hij was vermoeid. Zijn zenuwen waren gespannen. Hij woelde lakens en dekens ettelijke malen van zijn bed, maar viel uiteindelijk in slaap. • s Anderendaags, na zijn werk, reed hij met de fiets zijn straat binnen. Hij zag een massa mensen voor zijn huis staan. Er moest wat gebeurd zijn. En hij zag al dadelijk wat. Zijn huis was, tussen twee rijhuizen in, ineengezakt. Er lag slechts een puinhoop stenen, kalk en zand. Hier en daar stak er een balk uit. De buurtmensen waren de zaak druk aan ' t bespreken. Toen ze hem zagen, vielen de gesprekken als bij toverslag stil. Ze kwamen in een kring rond hem staan. "Wat is er gebeurd?" prevelde Dennis D. Onder het, puin bewoog er plotseling iets. Een hand duwde stenen weg. Iets verderop stond een persoon recht. De mensen keken gespannen toe. En helemaal vooraan, achter de voordeur, verhief zich een rijzige gestalte. De figuren waren wit van de kalk en het stof. Ze veegden hun broek af. Keken elkaar aan. En zagen dan Dennis D. staan. Ze kwamen uit het puin en gingen mee in de kring van de buurtbewoners staan. En begonnen te glimlachen. Iedereen begon te glimlachen, te grijnslachen. En tenslotte barstte iedereen uit in een hels gebulder en gelach. Dennis D. stond perpleks temidden van die menigte. Hij wilde eruit, uit die kring. Maar de mensen duwden hem en trokken hem aan zijn kleren. Dennis D., een twintigjarige homofiel, heeft een week later, een ander huis gevonden. In een andere buurt. "...toen ze km zagen, vidim da gtepfmkk&n aJü> bij tOVWAlaQ |