Toon Musiał
Het Verlovingsfeest.Ik had alles zorgvuldig nagekeken en gekontroleerd. Er kon niets mislopen. Catharina en ik hielden die avond ons verlovingsfeest. Haar vader had een zaal gehuurd op een kilometer van bij haar thuis, drie straten verder. En al het personeel, een butler en drie opdiensters, was reeds op het feest aanwezig om de voorbereidingen te treffen. Er was dus niemand bij haar thuis die avond. Ik moest alleen snel handelen. Geen overbodige dingen doen. In gedachten had ik mijn plan al wel honderdmaal uitgevoerd. En alles liep op wieltjes. Alles klopte. Er kon gewoon niets misgaan. Toen ik meneer van Doorslaer, dat was nu drie maanden geleden, zijn dochter ten huwelijk had gevraagd, had hij me emotieloos de hand toegestoken en me gezegd dat ik een goede keuze had gemaakt. Het gesprek was verder hartelijk verlopen en, zoals elke vader, had hij me uitgevraagd over mijn bestaansmogelijkheden en mijn toekomstplannen. Toen ik hem gerust gesteld had, was hij naar zijn safe gegaan en had hij me mijn huwelijkskado getoond: twee zilveren zwaarden met diamanten bezet. Een fortuin waard, had hij er nog bijgezegd. Ik had hem echter in de spiegel nauwkeurig in 't oog gehouden, toen hij de safe had geopend en de kombinatie van het slot in mijn geheugen geprent: zeven links, vier rechts, zestien rechts en elf links. Hij had eraan toegevoegd, dat het een traditie was in de familie, dat er eerst een verlovingsfeest werd gehouden, zodat ik aan de familieleden kon worden voorgesteld. Catharina had mij daarvan reeds op de hoogte gesteld. Hijzelf zou de uitnodigingen versturen. Ik moest, me daarvan niets aantrekken. Ik was natuurlijk bereid, temeer daar hij alle kosten op zich nam. Het was pas nadat Catharina me had toevertrouwd, dat het de gewoonte was dat op die avond- een spel werd gespeeld, waarin ik een hoofdrol moest vertolken, dat mijn plan vorm begon te krijgen. Dat spel verliep namelijk als volgt: de aanzoeker moest zijn aanstaande aanwijzen en haar in 't openbaar ten huwelijk vragen. Dat was niet zo gemakkelijk, had Catharina me gezegd, want iedereen was verkleed, zij dus ook, en de vermommingen werden elk jaar beter. Maar ze vertrouwde me, ' Ik hield toch van haar1 en het was nu eenmaal familietraditie. Om negen uur precies zou ik worden weggeleid om de familie de tijd te gunnen zich behoorlijk te verkleden. En om half tien werd ik/terug afgehaald om mijn bruid te kiezen. Haar vader hield strikt aan die tijdstippen, omdat het anders uit de hand liep. Ik moest me niet ongerust maken, zei Catharina nog, en ook een beetje verwonderd kijken, want ik mocht officieel van niets weten. Ik had dus een half uur tijd. En daarop was nu mijn plan gebaseerd. In dat half uur moest alles gebeuren, zodat ik een sluitend alibi had, wou men mij ooit iets ten laste leggen. Ik moest snel zijn en geen sekonde aarzelen. Die avond verliep alles rustig en zoals ik me had voorgesteld. Er werd duchtig rondgelopen met champagne en vodka. En de diensters serveerden toastjes met kaviaar. Ik had mijn beste pak aangetrokken en Catharina had, speciaal op mijn verzoek een lichtblauw kleed aangetrokken met een laag uitgesneden hals. Ze zag er allerbeminnelijkst uit. Een oom van haar wilde mijn mening kennen over de politiek en de ekonomie. Een verre neef had het over nieuwe stromingen in de kunst. Ik deed mijn best om mijn antwoorden met de nodige takt in te kleden. En vooral om een goede indruk te maken. En toen om klokslag negen uur haar vader naar me toekwam en me vertelde dat het de traditie was in de familie dat elk nieuw familielid een half uur bedenktijd kreeg alvorens zich in de leeuwekuil te storten, liet ik mij verbaasd wegvoeren door de butler. Catharina knipoogde mij geruststellend toe. De butler bracht mij in een klein vertrek en grendelde de deur achter me. Ik wachtte tot ik zijn voetstappen niet meer hoorde, kantelde het raam open en verdween in de nacht. Het was vijf minuten lopen. Er was niemand op straat, zodat ik tamelijk snel en onopgemerkt bij haar thuis kwam. Het was precies tien over negen. Er brandde nergens licht. Ik sprong over het hekken en zocht instinktief bescherming in de schaduw van de bomen die de tuin af bakenden. Daar deed ik mijn witte handschoenen aan. Ik wist dat de achterdeur altijd open stond, want de poes ging ' s nachts geregeld op stap. De deur kraakte een beetje. Ik kende mijn weg van buiten. Het huis was verlaten. Eerst liep ik door de keuken, dan door de hal waar een massief ijzeren harnas de wacht hield. Toen ik voor de zware eiken deur van de wachtkamer stond, voelde ik mijn hart bonzen, meer van het lopen dan van de spanning. Ik duwde de deur open en ging op de tast naar binnen. Ik struikelde over iets, een stoel, mijn knie deed pijn. Ik krabbelde terug recht en lichtte bij met mijn aansteker. Rond de stoel zag ik papieren liggen. Ik was verbaasd, want meneer van Doorslaer was een ordelijk man en zou er zijn personeel zeker op gewezen hebben. Ik realiseerde mij nog niet wat er gebeurd was. Het was pas toen ik zag dat de deur van de safe open stond en de inhoud verdwenen was, dat het mij duidelijk werd: iemand was mij voor geweest. De schuiven van het bureau stonden open en er was zelfs een schilderij meegenomen. Ik stond perpleks, bleef wel een minuut lang stomverbaasd rond me kijken. Ik wist niet meer wat te doen. Ik moest hier weg, zo snel mogelijk. Zo rap mogelijk terug naar het feest. Er kon mij niets gebeuren. Ze konden mij niets euvel duiden. Ik had tenslotte niets mispeuterd. Als ik maar op tijd terug was. Het was inmiddels al twintig over negen. Ik rende naar de zaal, drie straten verder. Het zweet liep over mijn aangezicht. Niemand had mij gezien, daar was ik zeker van. Wie was mij voor geweest, wie, wie, wie, hamerde het in mijn hoofd. Wekenlange voorbereiding, wie wie wie? Als ^ik die kerel in mijn handen kreeg. Maar nu het feest. Doen of er niets gebeurd was. Ik klom door het raam en verifieerde of de deur nog vast was. Ze was nog op slot. Ik kamde mijn haren en veegde mijn gezicht droog met mijn zakdoek. Ik nam een sigaret uit mijn jas. Mijn handen beefden. Ik vond mijn aansteker niet. Ik zocht mijn zakken af. Wel twee, drie maal. Ik had hem nochtans bij me, toen ik was vertrokken, wist ik beslist. En in het huis had ik hem ook nog. Was ik hem onderweg verloren? Waar was hij? Ik had hem ongetwijfeld onderweg verloren, raasde het door mijn hoofd. Ergens langs de kant van de weg of in de tuin of bij het hekken, toen ik erover sprong. Het was te laat om nog terug te gaan zoeken. In de duisternis zou ik toch niets vinden. Net op dat moment ging de deur open. De butler vroeg me hem te volgen. Ik schrok en vergat de sigaret uit mijn mond te doen.
Toen hij de deur van de feestzaal opendraaide, duwde er iemand vuur onder mijn gezicht. "Vuur, meneer Daniels?" vroeg meneer van Doorslaer en hij keek mij doordringend aan. Ik sloeg bleek uit. Want hij had mijn aansteker vast. De aansteker met mijn initialen. Hoe was hij daaraan gekomen? Ik keek naar mijn aansteker die hij nog steeds vasthield en dan naar de rest van de familie die nu in een kring rond mij stonden. Iedereen zweeg en keek me aan. Toen zag ik pas dat iedereen verkleed was als Catharina. "Catharina," mompelde ik. Iedereen had haar gezicht, haar haren, haar gestalte gekregen. En ze hadden allemaal een zwarte cape aan. "Catharina zal u het spel wel uitgelegd hebben, neem ik aan?" vervolgde de stem van meneer van Doorslaer, "Als u de echte Catharina eruit kunt halen, dan trouwt u ook met haar, een pikant detail: als u zich vergist, zal zij u eigenhandig berechtigen. Een eeuwenoude familietraditie, meneer Daniels." Op dat moment schitterde van onder alle capes een zilveren zwaard, bezet met diamanten. "Uw huwelijkskado, weet u nog wel?" Ik trilde over heel mijn lichaam. De sigaret was uit mijn mond gevallen en angstzweet parelde op mijn gezicht. "Ga uw gang, meneer Daniels," gebood meneer van Doorslaer, "en veel sukses!" Ik waggelde. Ik voelde dat ik misselijk ging worden. Wat was er verkeerd gegaan? Wie had. mijn plan gekend? Hoe konden zij bet in godsnaam weten? Hoe waren ze aan mijn aansteker geraakt? "Ik heb niets gedaan," prevelde ik, "ik was het niet." "Ga uw gang, meneer Daniels!" herhaalde een stem koudweg naast mij. Ik zag al diezelfde gezichten rond me. Ik moest kiezen. Het was mijn enige kans. Ik besefte het. Mijn enige kans om uit deze gekkenkamer te kunnen ontsnappen. Ik stond temidden van mijn rechters. Gekke rechters. En elk had een zwaard vast. Slechts één zou toeslaan. Catharina, waar ben je, ging het door mijn hoofd, maar ik durfde niets zeggen. Ik hoorde de dienster een fles champagne ontkurken en de glazen vullen. Dit was mijn verlovingsfeest. Ik dacht dat ik haar had gevonden, ik was er zeker van, want er was diezelfde kleur in haar ogen. Ik wees haar aan. Wou haar zoenen. Maar hoorde slechts achter mij het flitsen van een zwaard. Ik draaide mij om en zag een ijzeren greep rond het diamanten zwaard. En hoe ik ook brulde, ik zag mijn lichaam wankelen zonder hoofd, nog eerst met de handen steun zoeken, maar uiteindelijk op de grond voorover vallen. |