Toon Musiał
De Dode en de VliegDe gordijnen waren toegeschoven. Onder ikonen en streng toekijkende heiligen van de scheurkalender flakkerden er kaarsen. De muren waren in de hoeken aan het vergelen en hier en daar hing de kalk er al af. Op het grote bed sliepen, normaal gezien als wij er kwamen, vier tot vijf personen. Die dag lag opa er alleen in. Hij lag op zijn rug. Keek met nietszeggende ogen naar het plafond, naar de lamp die eraan bengelde en naar de vliegenvanger, een kleverig lint, ernaast. Hij ademde heel zwaar. Hapte enkel maar lucht. Hield gulzig de zuurstof in de longen en ademde niet meer uit. Ik dacht bij mezelf dat hij alle zuurstof uit de kamer zoog. Maar zolang de kaarsen brandden, was ik gerust. Rond hem zaten de vrouwen van het dorp in het zwart gekleed op hun knieën en ze baden in klagerige tonen. Ze herhaalden hun huilerige gebeden in een taal die ik niet verstond. Ze verstopten hun tranen achter een hoofddoek, die laag over hun ogen hing. En ze mompelden een paar woorden, telkens als opa inademde. Oma zat bij zijn hoofd en hield zijn hand vast. Ze zei niets. Af en toe wreef ze met een natte vod over zijn voorhoofd. Er klemde een bijbel tussen opa's bleke vingers. Maar hij las niet. Hij keek naar boven en ademde in. Ik had vroeger ook wel eens zo zwaar geademd, maar ik was toen verkouden geweest, herinnerde ik mij. Ik voelde mij niet op mijn gemak. Ik wilde buiten gaan spelen. Want ik wist dat op dat uur de paarden werden gedrenkt. Dat was een spektakel waarvan ik zot stond, want de paarden kwamen alleen uit de stallen, zonder begeleider en steeds op klokslag vijf uur. Maar vader hield mijn hand vast. Zodoende moest ik wel binnen blijven. Het kwam mij voor dat de pauzen tussen de ademhalingen langer en langer werden. Mijn vermoeden werd bewaarheid. Opa hapte zijn laatste portie lucht naar binnen, want de oude dorpelingen zwegen, ze hieven geen nieuw gebed meer aam. Ze stonden zwijgend recht, doofden de kaarsen, schoven de gordijnen weer open en gingen naar de keuken, waar ik ze de kommen met water hoorde vullen. Oma zocht in de kleerkast het zondagse pak van opa en legde dat op de stoel. Dan ging ze naar de keuken om zeep en handdoeken te zoeken. Even bleef ik achter bij opa. Het boek lag nog steeds op zijn borst en zijn mond stond wagewijd open. Plots kwam er een vlieg op zijn lippen zitten, zag het donkere gat en kroop nieuwsgierig naar binnen. Zou ik hem nu de mond toedrukken en het gebedenboek onder zijn kin steken? |