Toon Musiał    


De Rechter speelt Golf

Het was nog nooit gebeurd dat de rechter iemand van de pers had toegelaten op zijn domein. Hij moest dus wel iets belangrijks te vertellen hebben, want het was zijn uitdrukkelijk verzoek geweest, dat er een journalist van onze krant hem kwam interviewen. Het lag voor de hand dat ze mij voor die opdracht aanduidden. Ik had hem in mijn laatste artikels nogal zwaar aangepakt in verband met zijn uitspraak op een marokkaanse jongen die een bank zou hebben overvallen en hem bedacht met niet vleiende epitheta als rascist en beul. De rechter was voor mij geen onbekende. Ik wist met wie ik te doen had.

Het domein bood op het eerste zicht geen gastvrije aanblik. Het was afgesloten met prikkeldraad en toen ik voor de poort stond, kwam er een tot de tanden toe bewapende militair naar mij toe, beval mij uit te stappen en begon mij aan een volledig onderzoek te onderwerpen. Pas daarna mocht ik stapvoets verder naar het woonhuis.

De rechter kwam mij vanuit zijn riante villa tegemoet en verontschuldigde zich dadelijk voor de nogal ruwe ontvangst. Hij had de laatste tijd doodsbedreigingen gekregen en daarom waren deze voorzorgsmaatregelen noodzakelijk. Ik vroeg hem of het daarom was dat hij me had ontboden. Hij ging er niet op in en stelde voor cognac te drinken in het salon. Hetgeen ik niet afsloeg.

Van binnen overtrof de villa mijn stoutste verwachtingen: kristallen luchters, marmeren trappen» eikenhouten meubels. Alles straalde degelijkheid uit. Op het dressoir stond vrouwe justitia geblinddoekt met haar weegschaal in de ene, en een zwaard in de andere hand. Het personeel bestond uit een zwarte maitre d'hotel en twee vrouwelijke mulatten die ons uitstekend bedienden.

"Laten we maar onmiddellijk beginnen," zei de rechter, terwijl hij zijn glas neerzette. Ik had niets liever en maakte aanstalte om pen en papier te nemen. Maar hij zei dat ik het niet nodig had.

"U moet alleen maar kijken en luisteren, meneer Verschueren."

Hij fluisterde de maïtre d'hotel iets in zijn oor en even later stond er een kleine knaap van een jaar of dertien voor ons met een koker vol slagstokken.

"Ik hoop dat u een partijtje golf meespeelt," nodigde de rechter mij uit.

We gingen door de glazen schuifdeur naar buiten. Achter ons huppelde de caddie vrolijk mee. Onder drie populieren hielden we halt.

"De eerste slag is niet zo moeilijk," verzekerde de rechter mij. Hij legde de bal neer, koos zorgvuldig de juiste stok uit en berekende zijn slag. Een, twee, driemaal zwaaide hij met zijn stok langs het balletje heen. Keek nog eenmaal naar het vlaggetje in de verte en sloeg dan met een verrassende lenigheid de bal tussen de bomen door, tot juist voor het doelwit. Ik feliciteerde hem, maar hij zei enkel:"Het is uw beurt, laat u niet afleiden."

Ik bracht het er niet zo schitterend vanaf. Maar ik moest zeggen: geheel minderwaardig was het nu ook weer niet. Met een beetje geluk kon ik deze slag in vier beurten lukken.

We wandelden tot bij hole nummer een om het terrein te inspecteren. Het balletje van de rechter lag op een meter of wat van het vlaggetje.

Groot was mijn verwondering toen ik merkte wat het doelwit eigenlijk was. Het was een menselijke schedel die half ingegraven lag, met de mond opengesperd naar boven. Ik dacht dat het een of ander grapje was. De rechter zag mijn verbazing en zei langs zijn neus weg:"Dit was Katie Katsumbe, een vakbondsmilitante, 27 jaar, ze had een wilde staking uitgeroepen. Waardoor de fabriek moest sluiten."

Hij joeg het balletje in een slag in haar mond. Ik deed er wel zes keer over.

Ik was nog niet over mijn verwarring heen, toen het tweede doelwit zich voor mij presenteerde: een hand die krampachtig haar vingers wou sluiten.

"Ulrich van Stam," zei de rechter nog voor ik iets kon vragen, "twee mensen gedood bij een bankoverval. Hij was zeventien. De politie zoekt hem nog altijd." Ik zag dat, net als bij het hoofd, het lichaamsdeel nog vers in het vlees zat. Ik maakte er een opmerking over. De rechter zei enkel dat het terrein regelmatig werd onderhouden. Ik voelde mij niet op mijn gemak, maar ik hield mij kranig. Ik moest immers objektief verslag uitbrengen. Kijken en luisteren. Ik had het gevoel dat de hand het balletje niet wou loslaten, toen ik het eruit wou pakken. De rechter feliciteerde mij op zijn beurt. Ik had bij deze slag gelijke tred met hem kunnen houden.

"Weinigen lukken daarin," vertrouwde hij mij toe. Hole nummer drie moest sekuur gespeeld worden. Juist ervoor lag immers een sloot. Ik moest voor alle zekerheid maar hard genoeg slaan. Toen ik over de sloot sprong, zag ik dat de rechter de vlag uit het geslachtsdeel van een vrouw trok.

"Bela Varasz, een gewone huismoeder. Ze bedroog haar man, toen ze 38 was. Dat was ook de laatste keer." Het was bijna, alsof hij die woorden bad, zo traag sprak hij ze uit en zo afstandelijk. Ik vroeg hem wat er met de rest van het lichaam was gebeurd. Hij antwoordde dat het in dit geval mee was ingegraven, maar dan zo, dat enkel het strafbare deel het daglicht zag.Ik vroeg hem waarom.

"De wet staat in bepaalde gevallen machteloos," legde hij uit.

Ik huiverde. Die man was niet alleen rechter, hij was het gerecht. Hij oordeelde wat goed en niet goed was. En voerde dan zelf zijn vonnis uit, omdat de wet in bepaalde gevallen machteloos stond. Hij aarzelde niet om over lijken te gaan.

De caddie haalde met een grijns het balletje uit het gsit en reikte het me aan.

Ik zag dat de rechter inmiddels klaar stond voor het volgende punt. Hij kende het terrein door en door. Ik verloor daarom ook gaandeweg veld. Hij zei me dat ik rekening moest houden met de wind. Maar mijn handen trilden te zeer. In gedachten schreef ik reeds een moordartikel. Ik sloeg naast de bal.

"U moet het doelwit en de bal tegelijk in de gaten houden," zei de rechter. Hij deed het voor. De bal belandde links van het vlaggetje.

Met beroepsmatige nieuwsgierigheid wandelde ik rapper als gewoonlijk naar de vlag. De rechter volgde achteloos. Het vierde doelwit vormde een merkwaardig schouwspel. Rond het gat staken zes knikkers, zes witte knikkers met een uitgestorven kleur. Ogen. Ogen die naar boven keken waar een wolk juiët voorbij trok.

"Een zeer moeilijk punt," vertelde de rechter me, "aangezien de oneffenheden."

"Wie zijn dat?" vroeg ik hem. De rechter aarzelde, maar antwoordde uiteindelijk.

"De wet is er voor iedereen. En zij is onverbiddelijk voor iedereen. Zij die dat niet aanvaarden zijn eveneens strafbaar. Mijn vrouw aanvaardde niet. Haar kinderen aanvaardden niet. Ze zagen verkeerd. Ze oordeelden verkeerd."

Toen wist ik dat deze man een monster was. Een man met op hol geslagen principes. Ik wilde aan dit lugubere spel een einde maken. Zo rap mogelijk. En zette mij zonder kommentaar aan de slag. Ik wou hier buiten. Het zweet stond op mijn voorhoofd. Ik had angst. Angst voor deze man.

Hoeveel posten met geslachtsdelen, hoofden, handen en andere lichaamsdelen we nog tegenkwamen: ik herinner het mij niet meer.

Wat ik wel weet: op een bepaalde post, zag ik een lege put. Een gewoon lege put. Niets erin of errond. "Dit is het laatste punt," zei de rechter. "Wat is dit, wie is dit?" prevelde ik. "Bert Verschueren, journalist. Hij schreef leugens j   en laster tot op zijn 38 jaar. Daarna niet meer."

De rechter was duidelijk geweest. Ik stond versteend, i           De caddie richtte een geweer op mij. Ik kon niet

vluchten.

"Uw handen hebben kwaad geschreven, meneer Verschueren," vervolgde de rechter, ik zal ervoor zorgen dat ze op mijn sportbaan tot hun recht komen. Wilt u ze a.u.b. boven uw hoofd houden, zodat we ze niet beschadigen."

Toen drukte de caddie af.

Eng - Nld - Pol